#6 | Door een gekleurde bril

Het is laat in de middag op een zaterdag, midden in april, wanneer ik over straat loop. De al warme lentezon prikt voorzichtig door de wolken en verlicht de klinkers van de binnenstad. Het is rustig op straat, leeg. Ik strijk neer op het bankje op de Warmoesbrug. Een enkele voorbijganger laat zijn hond uit. Voor me staan stapels terrasstoelen, omsingeld door een leger van pas opgeschuurde, aan elkaar geketende terrastafels. Mijn ogen glijden van de plek waar een terras hoort te staan naar de plek waar de drankjes vandaan horen te komen. Een stille bedrijvigheid is gaande in de Wijnhaven, weet ik, maar de deur is gesloten. De klok van de Nieuwe Kerk slaat vier uur. Met een vertraging van enkele seconden volgt schuin achter me de klok van de scheve Oude Kerktoren. Nooit eerder zag ik een zaterdagmiddag op deze plek zo verlaten.

Ik rommel wat in mijn tas en even later vind ik wat ik zoek: mijn geschiedenisbril. Ik zet hem op mijn neus, het beeld voor mij verandert. Het is het jaar 1543. Op de hoek rechts van mij staat een statig gebouw. Het lijkt behoorlijk op wat ik als de Wijnhaven ken. Maar hoe zag het eruit in aanbouw? Ik ga nog wat verder terug, naar 1536. Verstijfd van angst kijk ik om me heen, naar een wereld die in brand staat. Ik zie de kerktoren omringd door vlammen, mensen gillen en rennen hun houten, met stro bedekte huizen uit. Overal om me heen raast de vuurzee. Door de woeste oranje waas zie ik niet of het pand op de hoek er nog – of al – staat.

Snel stuur ik de bril weer wat jaren vooruit. Door de schrik weet ik niet precies in welk jaartal ik ben beland, maar het zal omstreeks de jaren 1680 zijn. Het huis op de hoek draagt de naam “De Spaense Vloot” – misschien naar de overwinning op de Spaanse Armada een eeuw eerder? Over de keien kletteren door paarden getrokken karren. Mensen haasten zich naar de Grote Markt om hun wekelijkse proviand in te slaan. Niemand kijkt op of om naar het grote woonhuis op de hoek. Een paar decennia later blijkt de Spaense Vloot een koffiehuis geworden. Is het pand dan sinds 1705 al een horecaonderneming? Ik kijk eens verder door de tijd. Het pand op de Wijnhaven ziet er in 1813 niet meer uit als een koffiehuis. Op de zijgevel staat in grote witte letters “Apotheek”. Door de hoge, niet geruite ramen is een flinke apothekerskast te zien, tot de nok gevuld met gelabelde en in grootte variërende potjes. Een gevoel van herkenning knaagt aan me, dan weet ik het. Deze kast heb ik zien staan in Haarlem, nota bene, in het Frans Hals Museum.

Dan hoor ik de kerkklok weer slaan, vijf uur! Oeps, de tijd vliegt écht… Nog snel spring ik anderhalve eeuw verder naar 1961. Het pand, dat nu de naam restaurant De Prinsenvloot draagt, is grondig gerenoveerd. In de voorgevel prijken nu weer de vele kleine ruitjes in de hoge ramen, geheel in de stijl van de vergane Gouden eeuw. Ik weet dat het gebouw sinds 1981 het huidige café de Wijnhaven huist dus ik zet mijn bril weer af. Het jaren ’60 rumoer verstomt en ik kijk weer naar een leeg, zonovergoten terras. Zucht… hoe zou het zijn geweest, hier in de 21e eeuw, als er geen pandemie was uitgebroken?

Kijk, dat komt goed uit. Ik heb net een nieuwe bril op de kop getikt. Het nieuwste van het nieuwste, met een heuse coronafilter. Ik zet hem op en zie de wereld zoals hij had moeten zijn. Mijn uitzicht over de gracht wordt verdoezeld door een marktkraampje vol oude stripboeken. Tussen de planken van de kraam door zie ik een vol terras met blije mensen, etend, drinkend, lachend, genietend. Personeel loopt af en aan door de openstaande deuren van het statige pand van de Wijnhaven, met volle dienbladen en een herkenbare blik op hun gezicht. Concentratie in de ogen, want het is druk en er moet hard worden gelopen, maar genot op de rest van het gezicht, want het is druk en gezellig en lekker weer. De straten zijn vol mensen, lege tafels op het terras worden in een oogwenk weer bezet door de volgende levensgenieters. Toeristen struinen langs de kraampjes van de antiekmarkt, strijken neer voor een typisch Nederlands biertje of een kopje koffie met taart en bewonderen de 16e-eeuwse gevel.

Het ziet er heerlijk uit, maar de gezellige massa lost voor mijn ogen op zodra ik de bril weer afzet… Een groepje duiven fladdert verschrikt op als er een eenzame skateboarder langs raast. Ik zie in mijn tas nog één bril liggen, maar het is een prototype. Dat zijn eigenlijk alle toekomstbrillen, want de toekomst valt natuurlijk niet te voorspellen. Het is alsof ik zonder bril door de toekomstbril kijk, het beeld is onscherp. Ik zie het terras weer staan op de brug, de deuren en ramen van de Wijnhaven wagenwijd open. Er staan minder tafels, met meer ruimte ertussen. Maar er zitten mensen aan de tafels, de zon schijnt, ze hebben eten en drinken en kijken tevreden. Laten we hopen dat dit beeld de komende weken scherper wordt. We zullen het moeten afwachten… Over een paar jaar verwacht ik met de geschiedenisbril te kunnen terugkijken op een korte periode van stilte in 2020. Dan hoop ik dat het raar voelt om zo’n lege binnenstad te zien, omdat dat eigenlijk nooit gebeurt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *