Ik ben niet heel verslavingsgevoelig. Natuurlijk heb ik wel eens momenten van zwakte, ik hou namelijk heel erg van chocola. Maar voordat ik die hele reep Milka op heb ben ik eigenlijk gewoon al een beetje misselijk, dus dan stop ik. Een zak chips eet ik ook nooit in één keer op. Alcohol is vooral gewoon lekker, maar als de gelegenheid er niet naar is kan ik prima zonder. Roken of drugs zijn nooit een verleiding geweest. Maar er is één verslaving waar ik niet helemaal rekening mee had gehouden. Een waarvan ik pas doorhad dat ik moest afkicken toen het me werd weggenomen. Love is a drug, zegt men niet voor niets…
Een rupsje-nooit-genoeg werd ik weleens genoemd. Omdat ik altijd nog een beetje meer liefde wilde. Nog één kus, nog één omhelzing, nog één… nou ja je snapt het. Gewoon omdat ik een beetje verslaafd was. Als dat kleine rupsenhartje dan breekt, voelt het alsof het rupsje, met zijn liefdevolgegeten lijfje, in een net iets te kleine cocon wordt gepropt. Een cocon die bovendien is dichtgemetseld, met onnodig veel geweld over de schutting heen wordt geworpen en terecht komt onder een doornenstruik waar de zonnestralen met geen mogelijkheid de grond bereiken. Het is met andere woorden niet denkbaar dat daar op korte termijn een vrolijk fladderende, sprankelend kleurrijke, schitterend stralende vlinder uit ontpopt. Arme rups, zul je denken.
Maar er is hoop. Er is altijd hoop, fluisteren de zonnestralen. Toen de cocon met een luide smak op de koude grond terecht kwam, ontstond een scheurtje in de wand. Een scheurtje dat al snel een grote barst werd. Vergelijkbaar met de scheuren in het rupsenhartje. Door de kieren van de cocon hoort het rupsje stemmen. Eerst zachtjes, dan steeds luider. Kletsende en kwebbelende stemmen. Bemoedigende dingen zeggen ze, tips en steuntjes en nieuwe harten voor onder de riem. Een leger van goedgemutste mieren verzamelt zich om de beschadigde cocon. Met minuscule hamertjes en beiteltjes gaan de mieren te werk, en langzaamaan bevrijden ze de opgesloten rups uit het verstikkende omhulsel van verdriet. Dit is wat het rupsje de mieren hoort zeggen:
“Het kost tijd, lieve rups. Alleen met tijd rijpt je verdriet en je rupsigheid tot een vrolijke vlinder.”
“Incasseer de complimentjes. We noemen je sterk want we vinden je sterk, en wij zijn mieren, moet je nagaan. Je hoeft het (nog) niet te geloven, maar neem ze aan want complimentjes zijn altijd fijn om te horen.”
“Zoek en verzamel afleiding, rupsjelief, maar geef ruimte aan je gevoel. Als je al die tranen in je laat gaan ze rotten, dus je kunt ze maar beter allemaal eruit huilen.”
“Blijf goed en gezond eten! Alleen maar chocola zorgt ervoor dat je straks écht niet meer in je coconnetje past. Dan kom je vast te zitten en kan de vlinder er nooit meer uit.”
Tik, tik, tik gaan de hamertjes. Beetje bij beetje worden de scherven afgebeiteld. Maar het zijn kleine mieren, met kleine hamers, dus het duurt even. Het rupsje luistert naar de mieren, incasseert, voelt, huilt en eet. Knuffelt de tijd, die is nu haar beste vriend. Het afkicken is begonnen. En terwijl rups en tijd samen wachten, denkt rupsje-nooit-genoeg: is rupsje ooit genoeg?